gemaak het

Spellingvarianten als bij: maken

  1. verdienste, opbrengst, winst

    Wij hebt de eerappels der oet, daor zit van het jaor goed gemaak in (Nieuw Dordrecht)

    kan zich goed redden

    Eerappels is van het joor een goud gemaok

    achter de broek

    Wij moet dat straks mar uut ons gemaak betalen (Klazienaveen)

    Hij zat goed in het gemaak

    z. ook

    Wij hebt nog wat gemaek

    z. ook

    Dat biest muw niet wegdoen, dan biw het gemaak kwiet

    z. ook

    Die laomer heb ik van het jaor weer een mooi gemaok in (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...