gemacht -en, het, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gemach (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), gemachte (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. mannelijke geslachtsdelen

    Die man har de bof en toen trök hum 't op het gemacht (Borger)

    Ik heb hum een trap in het gemacht geven (Klazienaveen)

    Olde Klaos mut hen het ziekenhuus, hij mut oppereerd worden an 't gemacht (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...