gemienschup -pen, de
  1. gemeenschap

    Die man hef altied een boel veur de gemienschap aover ehad (Uffelte)

    Klazienaveen is gien hechte gemienschap (Klazienaveen)

    Wij binnen hier al gauw in de gemeeinschap opnomen (Norg)

    Die bint toe de gemienschup oet

    voorhoede van een voetbalelftal

    De gemienschup mut 't gelag weer betalen

    beter een ramp in het bedrijf dan in het gezin

    Zij de lusten, de gemienschup de lasten (Hoogeveen)

    Zie ook:
  2. omgang

    Dei lu, door wil ik niks gien gemeinschop mit hebben (Barger Compascuum)

    Deur het woordenbouk hebben wie ain hail ende gemainschop mit mekaor (Valthermond)

    Zie ook:
  3. gemeenschapszin(Midden-Drenthe)

    De gemeeinschup in een dörp is vaok slim hoog (Eext)

    Zie ook:
  4. het gemeenschappelijk bezit

    Zie bint in gemienschup van goederen trouwd (Zweelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...