gepaard bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: gepaerd (Zuidwest-Drenthe Noord), gepaord

  1. uit paartjes bestaand, een paar vormend

    De jongs en wichter lopt gepaard (Oosterhesselen)

    Zie gungen gepaard hen het feest (Sleen)

    Hoe langer de iesbane lös was, hoe meer gepaard volk ie zagen scheuvellopen (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. in

    gepaard gaon met

    ook

    't Onweer gung met harde windvlagen gepaard (Borger)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...