Ook: gepaerd (Zuidwest-Drenthe Noord), gepaord
uit paartjes bestaand, een paar vormend
De jongs en wichter lopt gepaard (Oosterhesselen)
Zie gungen gepaard hen het feest (Sleen)
Hoe langer de iesbane lös was, hoe meer gepaard volk ie zagen scheuvellopen (Ruinerwold)
in
gepaard gaon met
ook
't Onweer gung met harde windvlagen gepaard (Borger)