gerecht het, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: recht (Kop van Drenthe), racht (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), recht III

  1. gerecht, rechtbank

    Aj wat dout, wat nich mag, koom ie veur het gerecht (Barger Oosterveld)

    Dat moet eerst mar veur het recht kommen (Klazienaveen)

    Ik gooi het veur het gerecht (Oosterhesselen)

    Hij het veur het recht west (Roderwolde)

    As ie mij die scha niet vergoeden wilt, sleep ik oe veur het gerecht (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. gerecht bij het eten

    Een maoltied bestiet oet verschillende gerechten (Buinen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...