geschodder het, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: geschotter (Zuidwest-Drenthe Noord), geschutter (Zuidwest-Drenthe Zuid)

Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906
  1. (moeizaam) geloop

    Ze kwam mit heur geschoddel nog wel gauw uut de wège

    z. ook

    Wij verbeeldden oes vannacht dat er wat geschodder bij huus was (Uffelte)

    Wat een geschodder, hein, mit die gladdigheid

    ! (Sle), z. ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...