gespin het, Zuidwest-Drenthe Zuid Bron: Drentsche Volksalmanak & J. Pan, Drenthsche woorden en spreekwijzen. Assen 1848
  1. het spinnen

    Het was een heel gespin as de vrouwlu an het spinnen waren (Beilen)

    Zie ook:
  2. het maken van een spinnend, snorrend geluid

    De kat en otie haren vrouger heil wat gespin, de kat veur het raam en otie bij de kachel (Peize)

    Zie ook:
  3. bijeenkomst van boerenmeisjes, oorspronkelijk om te spinnen, later om te handwerken, met jongens op (Kop van Drenthe)

    As de olden op neijaorsvezide wazzen, kwam de jeugd bie mekaar en dat nuumden ze gespin (Klazienaveen)

    Wij hebt vanaovend gespin, de olden bint vanaovend de deur uut (Geesbrug)

    men rekent zich rijk en lijdt armoede (Geb);

    spinderij

    Zie ook:
  4. benodigdheden om te spinnen

    Die vrouwlu gaot weer op spinvisite, zie hebt het gespin bij heur (Emmen)

    *Veul gespin en weinig wol (Stieltjeskanaal)

    Het giet niet um het gespin, mar um het gewin

    het is erg koud

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...