geuren onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: gèuren (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. pronken, groot doen

    Hie geurt met zien heldendaoden (Sleen)

    met aandermans veren (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. het (doen) vallen van droog zand, korrels etc.

    De kuunstmes gèurt oet de zak

    om het even

    't Stof geurt deur de zolder, het geurt mij in de nak (Sleen)

    Rogge en heui geurt (Dwingelo)

    As het zaod te riep wordt, begunt het te geuren

    groot achterwerk

    De rogge was zo dreuge, het geurde der uut (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...