geutgat het, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: geutelgat (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), göttengat (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. gat, waardoor het water werd afgevoerd naar buiten, ook gezegd van de aanrechtbak

    Nou moej vandaog ok even het geutgat lösmaoken (Vries)

    Ze speulden alles deur het geutegat (Hoogeveen)

    Het is zunde wat der bij die meinsen deur het geutegat giet

    z. ook

    Hij knees as de duvel veur het geutgat

    bouwgeraamte van huis of schuur, de gezamenlijke gebinten

    Het geutgat zat verstopt

    heeft werk genoeg

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...