geval -len, het
  1. geval

    Ie moet elk geval op zichzölf bekieken, ...

    toeleg

    In geval van nood (Klazienaveen)

    Dat is een geval op zichzolf (Hollandscheveld)

    In geval der wat gebeurt... (Padhuis)

    Het geval ligt er ien keer

    geen manier van doen

    En wat wil het geval? (Roderwolde)

    Ik wil in elk geval veur duuster over weden (Gasselte)

    Zie ook:
  2. kwestie

    Dat is een raor gevallegie

    ? hoe verloopt dat

    Zo'n klein gevallegien, het is de muite niet wèerd (Oosterhesselen)

    Zo'n gevallegien mit de pelietsie hew al eerder bij de haand had (Zuidwolde)

    Det gevallegien kan nog wel ies grote gevolgen hebben (De Wijk)

    Zie ook:
  3. niet nauwkeurig aangeduid voorwerp of persoon

    Dat wicht, dat was een wies gevallegien (Sleen)

    Dat huus, dat is een old gevallegien (Wapserveen)

    Gooi 't olde geval maar achter de schure (Ruinerwold)

    Wat het dat wichie ain mooi gevallegie aan (Valthermond)

    Hij har het kruus uut de broek en het hiele geval hönk der uut (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...