gewulfte I het, Zuidwest-Drenthe
  1. groot exemplaar, groot gevaarte

    De pèens van een koe dat is een hiel gewulfte (Geesbrug)

    Hij hef daor een heel gewulfte van een huus (Uffelte)

    Wat komp daor een gewulfte an

    drenzen

    Dat dikke meinse op de karmse had mij toch een gewulfte, zij kun der zelf niet aoverhen kieken

    z. ook

    Wat een gewulfte hef die an

    daartegen komt de maag in opstand

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...