gezèei het

Spellingvarianten als bij: zèeien

  1. gezaai

    Ik bin bliede daw het gezèei weer achter de rugge hebt (Sleen)

    Zie ook:
  2. zaaigoed(Midden-Drenthe)

    Het is tied daw het gezaai bestelt (Gieten)

    Zie ook:
  3. bouwland, koren, verbouw(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Deksel, Harm, wat hej daor een mooi gezei (Beilen)

    Het gezei dat er vrogger was, dat was haver en rogge (Padhuis)

    Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...