gezeggen onbepaald, wijs
  1. (laten) gezeggen

    Dat kind wil zuk niet gezeggen laoten

    van alles en nog wat aandoen

    (...) men was van oordiel dat de schrievers zuk mussen laoten gezeggen over heur wark

    pakt flink aan

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...