gieteling -en, -s, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: geteling (Zuidwest-Drenthe Zuid), geiteling (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), gaiteling (Kop van Drenthe), geeiteling (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)

  1. ook zonder tussen

    -e-

    het kan hem niets schelen

    Zie ook:
  2. merel, Merula merula

    Der is een grieze gieteling en een zwarte gieteling (Sleen)

    Een liester met een gele snaovel is een geiteling (Norg)

    Een geiteling nusselt in een haogeldoornbossie (Roderwolde)

    in de appelboom (Grolloo)

    Hij kan zingen as een geiteling (Peize)

    Zie ook:
  3. tenger meisje(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Een fienegien, zo'n gieteling van een meidtien (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...