glèende bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: glen, glennig (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), glendig, glende (Zuidoost-Drenthe), glèendig (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), gleinig (Midden-Drenthe), glenne (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), glènig (Veenkoloniën)

  1. gloeiend heet(Zuidoost-Drenthe)

    Zien fiets hef de heeile dag in die glenne zun staon (Eext)

    Verrek, wat is dat vet ja glen (Eexterveen)

    Het is glen hait (Roden)

    Het vuur is nog zo glenne (Klazienaveen)

    Dat eten was zo glèenig. Aaj der mit naor de noordpool gungen, verbrandde de iesbere zuk de mage no (Barger Compascuum)

    Glende kerels

    van mij mag je

    Zie ook:
  2. boos(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Hie was glèende van helligheid (Borger)

    Dou e vernam dat e bedonderd wör, wör e toch zo glen in de hoed (Eexterveen)

    Daor kan ik mij wel glen over maoken (Gieten)

    Hai was gloeiende glen

    veel geluk

    Hij was zo glèendig as een spin (Een)

    Bron: Oeze Volk Zie ook:
  3. vurig, fel

    De bloedvin is glèende (Sleen)

    Het vuur is glen (Roden)

    Wat hest daor een glende jurk an (Gieten)

    Het was glendig veur de ogen (Pesse)

    Het was een gleinde meid

    is baas

    Zie ook:
  4. glad(Kop van Drenthe)

    Die kou is toch nog goud glen in de hoed, mor hai vret haost niks (Eexterveen)

    er werd verteld

    glunig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...