glènen onovergankelijk, werkwoord, zwak

Spellingvarianten als bij: glèende

  1. gloeien

    De bloedvin die glèende mij gloepens (Westerbork)

    Hij was zo kwaod, de ogen glenden hum in de kop (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...