glèren onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: gleren, gljèren (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. knoeien, kliederen

    Hol toch op, aal op 't kamnet te glèren (Sleen)

    ...te glèren ien de modder, ie maakt oe zo smèrig (Ruinen)

    As ik hum der zo in rond zie gleren dan lus mij dat niet meer (Klazienaveen)

    De stront glèerde der an alle kanten oet

    heel erg

    Zie ook:
  2. glimmen van vettigheid

    De kinder glèert het oet, zie hebt bij het wagensmeer zeten (Oosterhesselen)

    De krage glèert, zo vet is e (Sleen)

    Die boks die gleert je van smerigheid um de kont (Padhuis)

    Zien rooie kop glèert oe tegen (Noordscheschut)

    Zie ook:
  3. glijden, uitglijden(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hij glèerde van de bienen (Hijken)

    Hij gleerde der over (Roswinkel)

    Dat is mij te gelèerd

    garantie

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...