glèrig bijvoeglijk naamwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: glèerderig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), glerig (Zuidoost-Drenthe)

  1. glibberig, modderig, glad

    Met opdooi is het padtien arg glèerderig (Ruinen)

    Het

    was gistern zo glèrig op straot met die bla (Sleen)

    Wat zöt dat land der glèrig oet (Padhuis)

    Zie ook:
  2. glimmend van vet

    Hij har het haor gleerderig op de kop (Grolloo)

    Hie hef de heeil vömmedag in 't vleis an het arbeiden west, hie hef zukke glerige handen (Eext)

    Een glèerderige schötteldoek (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...