glöp I -pen, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: glöppe (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), glubbe (Veenkoloniën), glupse (Midden-Drenthe), glippe (Veenkoloniën), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. diepe snee, snijwond

    As een kou nich drachtig worden wol, sneden ze hum wal een glip in het oor, as e net bie de bolle we (Barger Compascuum)

    Mit het strieken van de zende kreeg ik een lillijke glipse in de haand (Diever)

    Een verbaand um een glupse doen (Beilen)

    laat de melk niet schieten

    lubbe

    Zie ook:
  2. spleet of scheur(Zuidwest-Drenthe)

    De vrouwlu hadden een glipse deur de rok en kunden zo in de buse komen (Havelte)

    Hoe kom ie ien de wereld an zo'n glipse ien oen jörk (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...