glienstern onovergankelijk, werkwoord, zwak, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gleenstern (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe), gleinstern (Zuidwest-Drenthe Zuid), glinstern (Zuidoost-Drenthe)

  1. glinsteren

    Wat glienstert daor op straot? Is dat een stuk glas? (Sleen)

    De zunne glinstert in de daauw (Barger Oosterveld)

    Het keuper gleinstert in de zunne (Hoogeveen)

    Het kan wel ies een kolde nacht wurden, de steerns staot te gleenstern an de lucht (Ruinerwold)

    De ondeugde die gliensterde hum oet de ogen (Borger)

    Het glinsterde as een keutel in de maoneschien (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...