Ook: glief (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe)
spleet, reet, kier
Het tocht deur de glieven (Sleen)
Toun wie nog blinden haren, konden wie aaltied deur de glieve loeren (Valthermond)
Hij slèut hum mit de biele tegen de bille, die glieve mus ehecht worden (Ruinerwold)
Ik haar een gliefie in de doem (Norg)
terzijde staan
gleuf