glimlachen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. Vaak als AN ervarenglimlachen

    Hij mus toch even glimlachen, toen Berend dat zee (Een)

    Hij begunde wat te glimlachen (Uffelte)

    soort kleine appel (Nsch), maar ook

    gliglachen

    gniflachen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...