gluien onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gleuien (Zuidwest-Drenthe Noord), gloeien (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), glunen (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), gluiern (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), gluuien (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. gloeien

    Dat paosvuur dat gloeide de ander morgen nog (Klazienaveen)

    gluide nog wat nao (Sleen)

    De haanden gluiden hum van het deurkellen (Hoogeveen)

    Hij kun wel koorts hebben, hij begunt zo te gluien (Geesbrug)

    Wat gluuit mien gezicht (Padhuis)

    Dat is goeie turf, de koolties in de stove gluiert zo lekker (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...