gniezebieter(d) -s, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: gnies... (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), knieze... (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), ...peter (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), kniezepieter (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), kniespieter (Kop van Drenthe)

  1. vrekkig persoon

    Ik gaf een rondtien, mar van die kniezebieter kriej nooit ien weerum (Padhuis)

    Wat is dat een lillijke gniezebieter, ...gniespieter, die valt op een dubbeltien (Sleen)

    Zie ook:
  2. stiekemerd(Kop van Drenthe)

    Die kniezebieter stun der mor wat bai te lustern (Roderwolde)

    Daor stiet die gniezebieter weer allend op 'n ofstaand te loeren (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...