gobbeln onovergankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe

Ook: gubbeln (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), gobbern (Kop van Drenthe)

  1. gutsen, gulpen, klotsen, heen en weer bewegen van vloeistoffen

    Het waoter gubbelt

    die to de emmer oet (Roswinkel)

    Pas op, de melk gubbelt je der over (Beilen)

    Vrouger, toen melk nog met juk en emmers van het laand haold wuir, lagen er kruusies op de melk veur (Zuidlaren)

    Ik heb zoveul koffie had, het gobbelt mij in het lief (Borger)

    Hij gobbelt het oet van aal dat bier (Roderwolde)

    As die grote tankauto's met mölk in bewegen komp, begunt ze te gobbeln (Eext)

    Most nait zo mit dai kanne hen en weer gobbeln, het wordt almaol koffiedik

    hij is bijna overleden

    Zie ook:
  2. Die dikke meid die gobbelde der over

    Het vet gobbelt der op bij die dikke koe (Klazienaveen)

    ook

    schubbeln

    pumpeln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...