Ook: gubbeln (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), gobbern (Kop van Drenthe)
gutsen, gulpen, klotsen, heen en weer bewegen van vloeistoffen
Het waoter gubbelt
die to de emmer oet (Roswinkel)
Pas op, de melk gubbelt je der over (Beilen)
Vrouger, toen melk nog met juk en emmers van het laand haold wuir, lagen er kruusies op de melk veur (Zuidlaren)
Ik heb zoveul koffie had, het gobbelt mij in het lief (Borger)
Hij gobbelt het oet van aal dat bier (Roderwolde)
As die grote tankauto's met mölk in bewegen komp, begunt ze te gobbeln (Eext)
Most nait zo mit dai kanne hen en weer gobbeln, het wordt almaol koffiedik
hij is bijna overleden
Die dikke meid die gobbelde der over
Het vet gobbelt der op bij die dikke koe (Klazienaveen)
ook
schubbeln
pumpeln