goedig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: goeiig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. goedig

    Ik bin nogal goedig van nature, maar der komp een keer een ende an (Ruinerwold)

    Hai is goudig van aord (Emmer Compascuum)

    Ze zag er wel goudig oet (Eelde)

    Hij is veuls te goedig (Elim)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...