goeiigheid de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: goedigheid (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. goeiigheid

    Hij dee het oet goeiigheid (Sleen)

    Dat is de goudigheid zölf

    had er veel problemen mee

    In de goeiigheid is dat overlegd, en toch is het mislopen

    gezegd als men het erg koud heeft

    Ie moet der in de goedigheid even met hum

    over proten

    z. ook

    In de gooudigheid, wat hej non weer oetvreten

    de hele groep

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...