grammietig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: gremietig (Zuidwest-Drenthe), grammiedig (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), grammieterig (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), gramniedig (Midden-Drenthe), gram, mietsk (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. nijdig, geërgerd, korzelig

    Olde Job kan toch zo grammietig toekieken (Hollandscheveld)

    Het is zeker nich best, hij kik zo grammietig (Barger Oosterveld)

    Ik was toch zo grammietig op dat volk (Gieten)

    Ik wör toch wel zo grammieterig in de hoed (Eexterveen)

    Wat een grammietig kereltien

    Het is een grammieterig ventien

    Zie ook:
  2. zeer, erg(Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Dei appels binnen

    grammietig zoer (Emmer Erfscheidenveen)

    Het is grammietig kold (Dwingelo)

    Ze is grammietig schoon (Norg)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...