grauw III bijvoeglijk naamwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)

Ook: graauw (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. grauw, grijs

    Hie was hielmaol grauw in het gezicht (Weerdinge)

    Het was een grauwe lucht (Zwinderen)

    Het is wat grauw um de bos, der kun wel ies regen komen (Diever)

    Grauwe törf

    Grauwe arften met spek is zwaor te verteren (Beilen)

    Hij keek graauw en gries oet (Barger Compascuum)

    goor en grauw (Erica)

    gries en grauw van de kaolde (Sleen)

    Het worde mij gries en grauw veur de ogen (Hoogeveen)

    Het smak net grauwe törf

    *De aole grieze grauw/Stiet aal naacht in de dauw/Hie hef gien vleis of bloed/En döt aal mensken go

    In het donker binnen alle poesies grauw

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...