Ook: grienerig
Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906huilerig
Zul dat kind wal goed wezen, het is aaid zo grienderig (Stieltjeskanaal)
Hij pruit zo grienderig, ik kon hom haost neit verstaon (Emmer Erfscheidenveen)
druilerig
Het is grienderig wèer (Dwingelo)