iemand die grijpt
Dat is toch zo'n grieper, hij zit overal an (Coevorden)
Die man is wel een grieperd
Dat is ook gien grieper
De kieper is een beste grieper (Diever)
Pas op, doe alles mor good achter slöt en grendel, want er zit nog wal is een grieper under het vol (Hijken)
grijper, kraan
Even de grieper der bie, dan is de sloot zo klaor (Barger Compascuum)
De bieten wordt met de grieper op de auto laoden (Drouwen)
hand(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Blief der of mit oen grote griepers (Meppel)