grilderig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe

Ook: grillerig (Zuidoost-Drenthe), grillig (Midden-Drenthe)

  1. rillerig

    Ik zal wal een beetie de kaolde te pakken hebben, deink, ik veul mij de hele dag zo grilderig (Hijken)

    Aj roos op de hoed hebt, bi'j grilderig (Oosterhesselen)

    rillerig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...