groeten I werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: groten (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. groeten

    IJ kunt mekaar toch nog wal groeten, al hej het ok niet vlak met mekaar? (Sleen)

    Kuj niet groeten? (Buinen)

    Ie kunt de meinsen toch wel groeten onderweg (Hollandscheveld)

    In dienst muj je meerdere groeten (Coevorden)

    Op een dörp heur ie mekaer te groten (Diever)

    Ik groet je! Ik kom hier nooit weer! (Eext)

    Ik heb hier gien zin meer an, ik groet je (Oosterhesselen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...