grol -len, de
  1. grap, grol

    Dende hef mangs raore grollen in de kop (Oosterhesselen)

    As hij begunt mit zien grollen, dan is hij het eerste ure nog niet uutverteld (Ruinerwold)

    Hij holdt wel van een grollegien

    Die wet niet aans dan grappen en grollen (Hollandscheveld)

    grollen en grappies (Hijken)

    Zie ook:
  2. straatliedje(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij zingt vake van die grollegies (Nijeveen)

    Dat bint allemaole van die grollen, kuj gien fetsoenlijk varsie zingen? (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...