grommig II bijvoeglijk naamwoord
  1. enigszins troebel

    Het water in de tun kik een beetien grommig oet (Exlo)

    De thee is wat grommig (Diever)

    Ik mut ies hen de dokter, het is mij wat grommig veur de ogen (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. door ijzer in de grond gekleurd(Zuidwest-Drenthe)

    Bij grommig waeter zit er rodolm in het waeter (Dwingelo)

    rodolmig

    Zie ook:
  3. gezegd wanneer het licht begint te sneeuwen of wat nattig is(Veenkoloniƫn)

    Het is een beetje grommig weer, het gromt een beetje (Emmer Erfscheidenveen)

    Het is wat grommig in boeten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...