grootte -s, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: grötte (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), grotte (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), greutte (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord), grutte (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. grootte

    Het komp op de grootte an (Weerdinge)

    Het waren

    jongen van dieder grötte toen det gebeurde (Ruinerwold)

    Zij meet de grootte van het laand op (De Wijk)

    Hij hef het wel in de grötte daon (Klazienaveen)

    De paol was ongeveer van dizze grötte (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...