grui de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: graai (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), greui (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. groei, het groeien

    As kinder in de grui bint, mut ze flink èten (Koekange)

    in de grui zit... (Klazienaveen)

    De grui zit er goed in (Hoogeveen)

    Die leu hadden armetierige kinder, daor zat gien grui of blui in (Beilen)

    Dat jassie is op de grui maokt (Emmer Compascuum)

    Die vrouw zit in de grui

    Zie ook:
  2. groeikracht

    In die vruchten zit niet veul grui meer in, het is ook veul te dreug (Eext)

    As der mor regen valt, dan is de grui der zo wèer (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...