gut tussenwerpsel, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: git II, gort II, guttegut (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), git

Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906
  1. uitroep

    Och gut nog an toe, hoe heb ik dat toch had (Klazienaveen)

    O gut, dat die dat overkwam (Roswinkel)

    Gut, koj niet? Ik har der wel op rekend (Eext)

    grut

    goi

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...