höppen I overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Bron: Drentsche Volksalmanak
  1. tegenhouden, kalmeren(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Wat is die kèrel kwaod, höp hum toch wat (Emmen)

    Ik moe die man wat höppen, want het giet veul te hard (Oosterhesselen)

    Die kiender muut wat ehöpt worden

    As ik heur niet ehöpt haar, was het neet good egaon

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...