haakschup de
  1. schop met houten blad, waarmee de

    haker

    De haokschup wur bruukt bij het törfgraoven. Asmangs zat de törfgraover wel 24 klimp deeip en dat (Eext)

    Zie ook:
  2. schepersschop met een haakje aan de bovenkant. Daarmee gooide een scheper kluiten naar dieren die va(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    De scheper had de haakschup aaltied an de riem (Zweelo)

    De scheper luut de haakschup achter zuk an sleppen, die zat vast an een riem (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...