haansch -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: haansk, haanse (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), haansche (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. handschoen

    Het is barre kold, ie makt de haansen der wel bij antrekken (Hoogeveen)

    IJ hebt vingerhaanschen, voesthaanschen en halve haanschen

    De postbode haar haalve haansken an (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...