haffeln werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe

Ook: habbeln (Midden-Drenthe)

  1. lispelend praten(Kop van Drenthe)

    Hij staait er maor wat te haffeln (Een)

    Zie ook:
  2. ruziƫn(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Zie ook:
  3. elkaar spelend bijten(Kop van Drenthe)

    De peerden staon mooi bij mekaor te haffeln (Een)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...