haker -s, de

Ook: tussenhaker, Spellingvarianten als bij: haken

  1. persoon, die bij het wijkgraven een spit zand overneemt van de spitter en de spit op de wal gooit

    Hakers zörgt dat de grond naor de wal op komt

    Een ploeg bestun oet twie hakers en ien spitter of het dubbele (Odoorn)

    een haker, een tussenhaker en een spitter (Barger Compascuum)

    1 spitter, 1 tussenhaoker, 1 achterhaoker (Roswinkel)

    ...1 ingever, 1 haker, 1 tussenhaker (Weiteveen)

    Naorgelang van de diepte kwam er een haker bij (Schoonebeek)

    Zie ook:
  2. persoon, die de turf opving, als de kuil te diep werd (zoz, md, zwz), zie ook

    handvanger

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...