half I bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

Ook: haalf

  1. half, voor de helft

    Het weer is nich half zo mooi as gistern (Barger Oosterveld)

    Hij wet niet half, wat zien collega wet (Meppel)

    hoe arg het is (Beilen)

    Hij wil het halve geld geven

    Zul wij met het kopen half um half doen (Schoonebeek)

    Het is noe half in de weke (Elim)

    Ik ben al half hen, ik heb het al gauw daon

    Hij hef de halve wèreld ofreisd

    As het half kan, dan zal het gebeuren

    Dat stiet mij mor half an

    Aj hum half geleuft, dan geleuf ie nog teveule (Ruinerwold)

    Doe mij hum mor half

    Hie sneed de appel half deur (Oosterhesselen)

    De halve baander

    Het is half um half

    Zie hebt het mij half um half beloofd, dat zie kommen wolden (Wijster)

    Wij hebt half en half besleuten um het zo te doen (Buinen)

    Die hef hum half um (Grolloo)

    half staon

    Hie is half boer

    Het is ok mor een halve boer

    Hij was half zeuven

    De boerderai heurt ons elk haalf

    Het halve heui is niet te vreten

    Zij lusterde maar mit een half oor

    Ik bin maar een half meinse

    Hij lop wèer met het halve gat

    Half Nörg was op de beein (Norg)

    Kiender veur half geld! (Noordscheschut)

    Het is een halve zundag

    Hie wus het halve nog niet van wat der gebeurd is (Sleen)

    Elk half, zee de koopman

    Kastelein, nog een halfie! (Hoogeveen)

    Bij hum, daor bin ik wisse van, kooj ook gien halfie te korte (Hoogeveen)

    Zie ook:
  2. niet lekker

    Ik wit niet wat mij mankeert, mor 'k veul mij zo half (Hijken)

    Zie ook:
  3. niet snugger, onnozel

    Hij is maor half (Hoogeveen)

    Dat is zo'n halve, daor kèuj alles niet van verwachten (Hollandscheveld)

    Bliksem, aj die der bij hebt, dat bint gien halven

    Die vent, dat is mor een halve, hie hef ien van de zeuven hen messtreien (Sleen)

    *As het half kan, möt het hiel gebeuren

    Twee halven

    maeken een hiele (Dwingelo)

    Wel het haalve niet eert, is het heeile niet weerd (Eext)

    Een goed begin is het halve wark (Coevorden)

    Beter tweei haalven as eein heile, zee de boer (Eext)

    Anderhaalf kaalf haalf en ain haalf kaalf haalf, houveul haalve kaalven binnen dat?

    Beter een half ei as een lege dop (Geesbrug)

    Haost is niet haalf, koou is gien kaalf

    haost

    dehalf, halfien

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...