halfoordsglas het
  1. drinkglas met de inhoud van ong. twee gewone borrels

    Zie gungen met een halfoordsglassien rond, en daor drunken ze umbeurten oet (Sleen)

    Job mus vrouger oet het halfoordsglas altied veurdrinken (Eexterveen)

    Een halfoordsglas was een groot braandewienglas en een klein bierglas (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...