halfslachtig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. halfslachtig

    Dat is mor halfslachtig gebeurd (Sleen)

    Hij gaf een halfslachtig antwoord (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. gekruist

    Een kruzing van zwienen van twie rassen, dat wordt halfslachtige zwienen (Padhuis)

    Dat peerd is een haalfslachtige Belg (Roderwolde)

    Dat is gien rashond maor een halfslachtige (Hijken)

    Zie ook:
  3. dubbelslachtig(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    As bij bijv. koeien een paartie geboren is, dus ien vaarskalf en ien stier, is meestal één van de

    Dat wicht is een halfslachtige

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...