halfweg bijwoord
  1. halfweg, halverwege

    Halfweg Daolen hej ok zo'n café (Sleen)

    Ik bin hom haalfweg in de muit kommen (Roderwolde)

    Hij is halfweg ekomen, maor toen wol het niet meer (Hoogeveen)

    Wij kun het nog best eens worden over de pries, mor dan moej mij wal halfweg kommen (Hijken)

    As de keumotte over halfweg is, dan begunt hij te deien (Ruinerwold)

    Wij bint nog mor haalfweg met het overschrieven van dat lang stuk (Eext)

    Ik bin hum halfweg kommen met zien opschepperij en doe was e stil

    Wai duurt je wel halfweg kommen (Eexterveen)

    halverwege

    halfkommen, halfstaon

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...