hamer II -s, dehet, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: haomel, hamel III, hamel (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. nageboorte van een paard

    Het vul zat dood in de hamer (Sleen)

    De hamel is nog niet van het peerd (Wijster)

    De hamel wuur vroger hoog in de boom hangen, dan stak het vul de kop later hoog op (Padhuis)

    Hoe hoger de hamer in de boom, hoe groter het vul later weur (Oosterhesselen)

    haom I

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...