handeln I werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: haandeln (Zuidwest-Drenthe)

  1. handel drijven

    Hie hef wat te handeln (Klazienaveen)

    Hij handelt in aold iezder (Barger Oosterveld)

    Die Geert kan gloepens best handeln (Padhuis)

    is scharp in het handeln (Barger Compascuum)

    Mit die femilie muj wandeln, mar niet handeln (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. te werk gaan

    Die jong hef hielmaol verkeerd handeld, hie har nooit met dat wicht trouwen moeten (Emmen)

    Ik wus neit, hou ik mus handeln in dat geval (Eelde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...