hardhorend
Hie is wat hardhèurig, een beetien hard proten (Zwinderen)
mar wat hij niet hèuren mag, det heurt hij wel (Ruinen)
moeilijk willende luisteren(Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Hie wil niet lustern, hie is hardheurig (Sleen)
Die hond is haardheurig, die mot wat op het jak hebben (Gasselte)